Morgen is het zover, dan gaan we verhuizen. We hebben er zin in en de laatste voorbereidingen kunnen gedaan worden.
Dus eerst naar de bakker, even lekker met de fiets (nu wonen we er nog dichtbij). Daarna met Jasper naar de supermarkt, zwemspullen alvast mee, dan kunnen we direct doorrijden naar de zwemles. Lou is Erik ophalen, om daarna samen alvast wat kasten uit elkaar te schroeven en Sabine is turnen.
In de supermarkt kom ik er achter dat ik mijn telefoon vergeten ben. Onhandig, want daar staat het boodschappenlijstje op.
Bij de kassa vraag ik even hoe laat het is, want dan weet ik in welk huis ik de boodschappen het beste uit kan laden. Gelukkig is er nog tijd genoeg.
Helaas ontdek ik bijna meteen dat de portemonnee niet in mijn handtas zit. Die zit nog in de rugzak met het brood, gelukkig ligt dat in de auto. Mijn boodschappen worden even ‘geparkeerd’ en ik ren even naar de auto voor mijn geld. Even zoeken waar hij is, verstopt tussen zwemkleding en brood.
Gauw weer terug naar de winkel, betalen en naar de auto. Bij de auto moet ik weer graven in mijn handtas voor de autosleutels. Ik ben erg verstrooid en heb ze niet in het juiste vakje gedaan. Toch?
Toch?
Oh nee! Daar liggen ze, op de voorstoel in de auto. Naast de tas met het brood. Achter slot en grendel.
Bij 2 dames in de parkeergarage een telefoon geleend om Lou te bellen. Maar die kan ook niets, want die zit in Weert.
Waarop één van de twee dames voorstelt om ons even thuis af te zetten, met onze boodschappen. Want gelukkig had ik wel de huissleutels in mijn zak zitten.
Hoe aardig mensen kunnen zijn! Lindsey, bedankt!